In 1954 werd Louis van Keller lid van RC ’t Gooi. En nog steeds is dit erelid betrokken bij het wel en wee van zijn club. Hij kan zich oprecht opwinden over tekortkomingen in het vertoonde spel. Een verhaal over 63 jaar liefde voor rugby, in het bijzonder voor RC ’t Gooi.
Op 14 september 1954 schreef Adolf Büchner een briefje naar Joop van den Bovenkamp. Eén van de jongens die zich de zondag daarvóór – op 12 september – had opgegeven als nieuw lid kwam bij hem langs om nóg een nieuw lid op te geven. Dat nieuwste lid heette Louis van Keller. Hij was 18 jaar oud en de jongere broer van Gooi-lid André van Keller. Degene die hem opgaf was Bert Houba. Louis van Keller (1936) is 63 jaar later – we spreken hem in september 2017 – nog steeds bij RC ’t Gooi betrokken.
RC ’t Gooi was op 14 september 1954 nog een Bussumse club. De Hilversumse leden hadden zich nog niet afgescheiden en RC Hilversum opgericht. Dat zou “pas” 9 dagen later gebeuren, op 23 september. Maar het hing al wel in de lucht. Er werd gespeeld op Sportpark Zuid, in de buurt van het huidige Spant-theater. RC ’t Gooi was de enige gebruiker van dit terrein. Er waren maar liefst drie tribunes, waarop bij de thuiswedstrijden nauwelijks publiek zat. ’t Was dan ook een kleine club, die – zeker na het vertrek van de Hilversummers – moeite had om wekelijks een volledig team op de been te brengen.
Sportpark Zuid was opgezet voor de hippische sport. “Voor prins Bernhard”, zoals er in Bussum over gedacht werd. Die sprong destijds met paarden. “Het veld was redelijk, er stond nooit water op. Wel was er in het in-goal gebied een waterbak, waar voorheen de paarden over moesten springen. Als de bal daarin belandde stopten de tegenstanders bij de waterkant. Maar Ernst Sandtmann dook er bovenop en scoorde zo menige try. Onder de hoofdtribune waren kleedkamers voor twee teams, met koude douches. Een kantine was er niet. We gingen na de wedstrijd naar café Prinses Margriet, naar het bovenkamertje, waar bier werd gedronken en gekaart. De ober bij Prinses Margriet heette Joop”, vertelt Louis.
“Over de afscheiding van RC Hilversum werd in die tijd negatief gesproken”, herinnert Louis zich. “Niet zozeer over degenen die in Hilversum woonden, het was terecht dat die hun eigen club wilden oprichten. Maar Joop Gorel woonde in Bussum en ging toch mee naar de nieuwe club. Hij werd als overloper beschouwd. Joop was scrumhalf en hij werd door de Gooise forwards extra stevig aangepakt. Zo zelfs, dat Hilversummer Pim Ooms riep: “Joop, Joop, ze maken je dood!”. ’t Was haat en nijd. Ik lag tijdens de wedstrijd op de grond en zag een rugbyschoen met noppen herhaaldelijk trappend op me af komen. Ik greep het bijbehorende been. Daar bleek Pim Ooms aan vast te zitten”.
Naast het vertrek van de Hilversummers had RC ’t Gooi ook last van de emigratie van nogal wat leden naar Canada, Nieuw-Zeeland en dergelijke. Daardoor waren er weinig leden. “Er werd door heel weinig spelers getraind, maar een stuk of drie per training” weet Louis. “Er was geen trainer, je leerde het spel van je medespelers, zoals de Büchners en Ernst Sandtmann. Er waren maar twee ballen beschikbaar”. Pa Büchner heeft Louis op trainingen nooit meegemaakt, “misschien stond hij soms wel langs de lijn bij de wedstrijden, om zijn zoons Werner en Dieter aan te moedigen”.
Er was weinig betrokkenheid bij sommige spelers. Dat bleek vaak op de wedstrijddag, op het station, als er een of meer mannetjes tekort waren. Die werden dan opgebeld om ze alsnog mee te krijgen. “Ernst Sandtmann kende alle telefoonnummers uit zijn hoofd, dat was makkelijk”, zegt Louis. “Toch speelden we vaak met minder dan 15 man. Daar hadden meer clubs last van, maar niet de topclubs uit die tijd: RC Hilversum, AAC en de Haagsche RC”.
Een jaar nadat Louis lid van RC ’t Gooi werd moest hij in militaire dienst. Dat was in oktober 1955 en zou twee jaar en drie maanden duren. Daarna kwam hij weer terug bij de club, die nu op het Naardense sportpark speelde. Hij ging ook aan het werk, bij een Amsterdamse makelaardij in tabak. Om het vak te leren moest hij stage lopen in Heidelberg. Hij speelde daar een halfjaar rugby bij de plaatselijke rugbyclub.
Louis haalde het Nederlands team. Hij speelde daar zo’n 5 jaar in, als hooker, tegen o.a. Noord-Frankrijk, Engelse County-teams, Britse legerteams die in Duitsland gelegerd waren en ook tegen Duitsland. Die wedstrijd werd gewonnen en dat was een mooi resultaat! Ook Gooier Jan Vos speelde in het nationale team in de tijd dat Louis daarin speelde.
Bij zijn club speelde hij vooral als flanker. Maar op alle andere posities heeft hij ook weleens gespeeld, behalve als tweederijer. Ook als bestuurslid en trainer is Louis actief geweest. Als voormalig Nederlands team speler hoefde hij de trainer A-cursus niet te doen en volstond de B-cursus. Hij was niet alleen de nodige jaren trainer van RC ’t Gooi, maar ook van URC, RC Haarlem en RC Leerdam. In 1989 stopte hij met rugbyspelen, 53 jaar oud. Hij is erelid van RC ’t Gooi.
Louis is blij en trots over de huidige toestand van RC ’t Gooi. “Fantastisch toch, dat wij zo’n grote club zijn, met zelfs twee coltsteams”, zegt hij. “Maar qua rugby hebben die jongens nog veel te leren. Goed staan en pushen in de scrum bijvoorbeeld. En laag tackelen en tijdig de bal afspelen”. Hij kan er zich nog steeds oprecht over opwinden.
Meer hierover lezen? Ga naar:
Café-restaurant Prinses Margriet
De afsplitsing van RC Hilversum